Vriendennieuws
Benieuwd wat de vrienden van het museum allemaal doen? Hier vind je een overzicht van nieuws, activiteiten en bijdragen.
Januari 2024
Jezuskind uit Goa toont de wereldwijde invloed van Mechelse popjes
Het was boeiend nieuws waarmee Hof van Busleyden afgelopen najaar kwam. Het stadsmuseum kondigde de aankoop aan van een ivoren Jezusbeeldje uit de Indiase stad Goa. Op het eerste gezicht lijkt het vreemd dat ‘ons’ museum deze aanschaf deed, maar er zijn veel redenen om die stap toe te juichen en dit beeldje als object in de kijker nader te bekijken.
De belangrijkste reden heeft te maken met het uiterlijk en het formaat van het beeldje. Het is, met sokkel, bijna 30 cm hoog, gesneden uit ivoor, en het vertoont het Jezuskind als Salvator Mundi – redder van de wereld: het beeldje maakt een zegenend gebaar en het houdt de wereldbol bekroond met het kruis in de linkerhand.
Zo lijkt het beeldje op de beroemde poupées de Malines, de houten popjes met hoge voorhoofden die aan het eind van de vijftiende en het begin van de zestiende eeuw in grote hoeveelheden werden gemaakt in onze stad. Wij beschreven eerder, in Nieuwsbrief 28, zo een poupée die Sint-Lucia uitbeeldt en is opgenomen in de aan deze popjes gewijde museumzaal.
Vlak bij haar staat daar een popje dat het Jezuskind uitbeeldt en precies dezelfde kenmerken (zegenend gebaar; wereldbol) vertoont als het popje uit Goa. Met 35 cm is het wat groter dan zijn Indiase evenbeeld en de lichaamsverhoudingen zijn wat simpeler. Het Mechelse beeldje is dan ook bijna twee eeuwen ouder dan het popje uit Goa, maar het is wel degelijk, letterlijk én figuurlijk, een voorbeeld geweest voor de nieuwe aanwinst van ons museum.
Hoe dat zo is gekomen – dat is de tweede reden waarom het beeldje uit Goa een nadere blik meer dan waard is.
In de vroege zestiende eeuw veroverden de Portugezen de stad Goa, die ze inrichtten als hoofdplaats van hun bezittingen op het Indiase schiereiland. Daar was een goede haven; ze bouwden er een fort en stelden een vicekoning aan om de kolonie te beheren. In het kielzog van de Portugese bezetter kwamen missionarissen, vooral de Jezuïeten, om de lokale bevolking te kerstenen. Nog steeds is een groot deel van de bevolking van de huidige Indiase staat Goa katholiek, en aan het bekeringswerk droegen de poupées de Malines hun steentje bij. Ze zijn klein, licht en dus goed vervoerbaar.
Antwerpen was in de vroege zestiende eeuw voor Portugezen en Spanjaarden de plek waar specerijen geruilsd werden voor graan, hout en … kunstvoorwerpen. Op de route naar West- en Oost-Indië, te beginnen met Madeira en de Canarische eilanden, zijn zo veel Vlaamse schilderijen te vinden. En ook de Mechelse popjes waren in trek. Het is bekend dat deze popjes meegingen met de Portugezen en Spanjaarden op hun overzeese tochten. Zo zou Magelhaen bij zijn reis om de wereld een Mechels popje als religieus voorwerp hebben meegenomen.
Aldus kwamen veel popjes ook terecht in de Portugese kolonies, met Goa als centraal punt. Daar moet een proces van aanpassing aan de lokale smaak hebben plaatsgevonden. En dat leidde tot het maken van ons popje uit Goa, dat uit het in India voorhanden materiaal – ivoor – is gesneden. Het kreeg trekken die iets hebben van de beeldjes van de Boeddha en van Hindoegodheden die in Goa bekend waren. Dat verklaart de wat meditatieve blik van dit popje – zijn Mechelse neefje is vrolijker en lacht ons uitnodigend toe. Verfijnde ledematen contrasteren hier ook met de wijdbeense stevigheid van het Mechelse voorbeeld.
De laatste maar niet minste reden om over deze aanwinst te schrijven is het feit dat een belangrijk deel van de kosten van verwerving zijn gedragen door de Vrienden van het Hof van Busleyden.
Daarvoor was geld beschikbaar in onze kas. In de toekomst willen wij als Vrienden meer soortgelijke steun geven aan ‘ons’ museum. Daartoe zijn de contributies aangepast – u kunt nu met uw gift meer steun geven aan het opbouwen van de museumcollectie. Met de giften van vele Vrienden hopen wij zo te kunnen bijdragen tot de glorie van het Hof van Busleyden – te beginnen met het popje uit Goa!
Rogier Chorus
Het Koorboek van Margareta van Oostenrijk
In de Sint-Romboutskathedraal loopt tot 28 januari de expo ‘Speculum Musurgica’ waarin kopieën van de koorboeken van de muziekuitgever Alamire te zien zijn en de erin beschreven muziek te horen is. De expo vindt plaats in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de EU-Raad. Onderstaand artikel beschrijft de wederwaardigheden van Alamire’s Koorboek voor Margareta van Oostenrijk.
Het Hof van Kamerijk, de riante woning aan de Mechelse Keizerstraat waar Margareta van York na de dood van haar stiefdochter Maria van Bourgondië de kinderen Filips de Schone en Margareta van Oostenrijk opvoedde, herbergde onder andere een verblijf voor exotische dieren. Op zekere dag ontsnapte daar een struisvogel die bij de inwoners van de stad ongetwijfeld heel wat verbaasde blikken uitlokte. Maar het dier werd gevangen en keerde weer terug naar zijn onderkomen. Margareta woonde in die jaren niet zelf in dat Hof maar bracht de meeste tijd door in enkele door haar aangekochte huizen aan de overkant van de straat. Vanaf 1506 zou Margareta van Oostenrijk deze huizen laten omvormen tot haar eigen paleis, het befaamde Hof van Savoye. Daar beschikte ze over verschillende privévertrekken, een bescheiden ontvangstzaal, die nog altijd bezocht kan worden, en een bibliotheek. Een dierentuin hield zij er evenwel niet op na…
Een bijzondere plaats in het Hof van Savoye werd ingenomen door de bibliotheek. Waar die zich precies bevond, op het gelijkvloers of een verdieping, is evenwel niet duidelijk. Voor het begin van de zestiende eeuw was deze bibliotheek vrij uitgebreid met 360 boeken, waarvan sommige zeer luxueus geïllumineerd, en acht genealogische tafels. Rond het jaar 1516 waren de werkzaamheden aan de totstandkoming van deze bibliotheek voltooid. Van buiten was zij met zware sloten afgegrendeld en de meest kostbare werken, achtentwintig stuks in totaal, bevonden zich binnen de bibliotheek zelfs achter gietijzeren tralies. Het vertrek kon goed verwarmd worden want het was voorzien van een indrukwekkende openhaard. Margareta’s boekenverzameling stond in humanistische kringen hoog aangeschreven. Niemand minder dan de Rotterdamse humanist Desiderius Erasmus reisde in 1519 speciaal naar Mechelen om er zeer oud handschrift van de Bijbel te raadplegen. Hij bestudeerde de tekst ervan met het doel een zo zuiver mogelijk beeld te krijgen van de “oorspronkelijke” bewoording van de Schrift. “Ad fontes”, heeft hij ongetwijfeld gedacht: terug naar de bron! In 1521 bezocht ook Albrecht Dürer de regentes en bewonderde haar boekenbezit. Margareta’s bibliotheek was uitdrukkelijk als pronkzaal bedoeld want naast boeken bevonden er zich ook kostbare schilderijen, voornamelijk familieportretten, houtsculpturen en exotische artefacten zoals een Nautilusschelp en kleurrijke voorwerpen uit de nieuwe wereld.
De Koorboeken van de Habsburgs
Een van de topwerken in deze bibliotheek was ongetwijfeld het manuscript dat bekend staat als het “Koorboek van Margareta van Oostenrijk”. Merkwaardig is evenwel dat het in geen enkele van de inventarissen van haar bibliotheek vermeld wordt. Dagmar Eichberger, die in 2002 een uitvoerige studie heeft gewijd aan de kunstverzamelingen van Margareta, vermoedt dat zij het boek in 1517 van haar neefje Karel, de toekomstige keizer Karel V, in bruikleen ontving, kort voordat hij op 8 september van dat jaar naar Spanje afreisde om er als koning Carlos I ingehuldigd te worden. Hoe dan ook was het een belangrijk werk in de bibliotheek van de regentes. Pas in 1860 werd het voor het eerst vermeld in een inventaris van het Mechelse stadsarchief. Het heeft in de eeuwen na zijn vervaardiging de Dijlestad blijkbaar nooit verlaten.
Tussen 1495 en 1535 werden door diverse scribenten enkele tientallen rijk geïllustreerde koorboeken vervaardigd voor de Mechelse en Brussels kapellen, verbonden aan de hoven van de Bourgondisch-Habsburgse heersers van de Lage Landen. Naast een aantal prachtige miniaturen toont het merendeel van deze handschriften randversieringen in de Gents-Brugse stijl. Al deze werken ontstonden in een atelier dat onder leiding stond van Petrus Alamire, pseudoniem van Petrus Imhoff of Petrus van den Hove, zelf scribent, zanger en componist, maar ook zakenman en diplomaat. De man was afkomstig van Neurenberg waar hij rond 1470 werd geboren. Hij was niet alleen actief in Mechelen maar ook in Antwerpen en ’s-Hertogenbosch. Hij stierf op 26 juni 1536.
Voor wie waren deze handschriften bedoeld en wie gaf er opdracht toe? Aan de hoven van Filips de Schone en Margareta van Oostenrijk vertoefden tal van hoge edelen die het als een eer beschouwden om een dergelijk manuscript in opdracht te geven of te ontvangen. Voor zover bekend liet Filips de Schone er maar één voor zichzelf vervaardigen. Een jaar voor zijn overlijden, in 1506, liet hij namelijk een werk maken dat nu bekend staat als het “Koorboek van Filips de Schone”. Tussen 24 februari en 2 juni van dit jaar wordt het getoond in de tentoonstelling Ridders van het Gulden Vlies in ons eigen Hof van Busleyden. Het boek wordt bewaard in de Brusselse Koninklijke Bibliotheek onder inventarisnummer Ms 9126 en bevat, evenals het koorboek van Margareta, missen van onder anderen Pierre de la Rue (ca. 1450-1518) en des Prez (ca. 1450-1521), twee van de meest vooraanstaande componisten van die tijd.
Zelf gaf Margareta van Oostenrijk zeker opdracht voor één koorboek en mogelijk voor twee andere en ook van Maximiliaan van Oostenrijk is bekend dat hij er een bestelde. Sommige andere opdrachtgevers hadden geen directe band met het Bourgondisch-Habsburgse hof.
Het koorboek van Margareta van Oostenrijk omvat zeven polyfone missen, zes van de hand van de eerdergenoemde De la Rue en één van Matthias Pipelare. Als we het werk nader bekijken dan valt natuurlijk onmiddellijk de mooie miniatuur op de eerste bladzijde van het handschrift op. Niet voor niets wordt deze afbeelding omschreven als “een van de meest spectaculaire van alle Alamire-handschriften.” Lange tijd werd de persoon die op de troon gezeteld afgebeeld staat geïdentificeerd als Maximiliaan van Oostenrijk, Margareta’s vader. Sinds de jaren 1980 is men er echter van overtuigd dat in plaats hiervan de jonge Karel van Habsburg is weergegeven. De twee personen links en rechts van de troon zouden dan niet Filips de Schone en Margareta van Oostenrijk zijn maar Ferdinand en Eleonora, oudere zus en jongere broer van Karel. De drie meisjes die wat verder van de troon verwijderd op de grond zitten zouden Maria, Isabella en Catharina zijn. Een laatste theorie noemt zelfs Karels broer Ferdinand als tronende persoon maar deze opvatting krijgt in de literatuur maar weinig steun. Natuurlijk geeft deze afbeelding geen realistisch beeld van een troonscène want in 1515, het vermoedelijke jaar van totstandkoming van dit koorboek, bevond Catharina, acht jaar oud, zich nog altijd bij haar moeder Johanna de Waanzinnige in Spanje. Maar wie vervaardigde deze miniatuur? Tot op heden is hij onbekend maar twee andere miniaturen in dit koorboek zijn naar alle waarschijnlijkheid van de hand van Gerard Horenbout, in 1515 aangesteld als hofschilder van Margareta van Oostenrijk. Zou hij ook de kunstenaar zijn geweest die de miniatuur schilderde met de tronende Karel?
Wim Hüsken
Literatuur
- Het “Koorboek van Margareta van Oostenrijk” is, volledig gedigitaliseerd, raadpleegbaar: https://repository.teneo.libis.be/delivery/DeliveryManagerServlet?dps_pid=IE9002686&
- Eichberger, Dagmar. Leben mit Kunst, Wirken durch Kunst. Sammelwesen und Hofkunst unter Margarete von Österreich, Regentin der Niederlande. Turnhout: Brepols, 2002.
- Meerstemmigheid in beeld. Zeven meesterwerken uit het atelier van Petrus Alamire, redactie David J. Burn. Leuven: Davidsfonds, 2015.
- The Treasury of Petrus Alamire. Music and Art in Flemish Court Manuscripts 1500-1535, edited by Herbert Kellman. Gent-Amsterdam: Ludion, 1999.
Zeldzaam en Onmisbaar: een terugblik
Vroeg in het nieuwe activiteitenjaar – op 9 januari – bracht een vijftiental Vrienden een bezoek aan het Antwerpse ‘Museum aan de Stroom’ (MAS). Het was een stralende maar ook koude namiddag, maar zodra wij binnen waren zorgde museumgids Lieve voor de nodige warmte; ze gaf ons ook alle details van de kunstwerken die er te zien waren.
Het bezoek was voor de Vrienden georganiseerd door de staf van het Hof van Busleyden en directeur Kristl Strubbe vergezelde ons. Doel van ons bezoek waren de topstukken die het MAS onder de naam Zeldzaam en Onmisbaar tentoonstelde. Die topstukken behoren tot de driehonderd die Vlaanderen heeft geselecteerd om ze voor onze regio te behouden. Ze komen niet alleen uit Vlaanderen, maar ook uit enkele buurlanden. En er waren prachtstukken te zien: het oudste was een geslepen beentje uit de prehistorie, maar een hoogtepunt was toch wel het schitterende schilderij met Maria omringd door de apostelen op haar sterfbed door Hugo van der Goes.
Ook Mechelaars kwamen aan bod in het MAS: vooral Lucas Faydherbe met onder meer een mooie Madonna met kind in marmer. Er hingen ook twee stillevens van de zeventiende-eeuwse schilder Clara Peeters, waaronder een fraai bloemstuk met muis. Als afronding konden we zelfportretten zien van meesters uit drie eeuwen: Rubens, Ingres en Ensor. Een erg geslaagde uitstap, met dank aan de organisatoren!
Rogier Chorus
Nieuws van het Museum
De renovatiewerken zijn nu echt aan de allerlaatste fase begonnen! De muren kregen een nieuw kleurtje, de vloeren zijn opgeschuurd en vernist, en de eerste kunstwerken keren terug naar hun permanente plaats.
Ook in de ondergrondse expozaal bouwt het team al nijverig aan de expo Ridders van het Gulden Vlies. De prachtig gerestaureerde wapenborden zijn aangekomen voor deze unieke tentoonstelling.
In de koffiebar zijn de koekjes zijn uitgetest en goedgekeurd. Ook de vernieuwde museumshop krijgt vorm. We tellen af naar eind februari en staan te popelen alle nieuwigheden aan het publiek voor te stellen, de vrienden natuurlijk als eerste.
We hopen jullie dus allemaal te zien op de feestelijke heropening!
Een gigantisch schaatsfeest in Mechelen
Dat vroeger de winters veel kouder waren en veel langer duurden is bekend – de winterprik die we nu meemaken doet ons rillen maar beperkt zich tot drie dagen vorst en één dag schaatsen voor degenen die alert genoeg zijn.
In de zestiende eeuw was dat wel wat anders. Dat is te zien op een prent van Pieter Van der Borcht, dat weergeeft hoe de Mechelse burgerij zich amuseert op de schaats, voor de poorten van de stad.
Deze prent is in het bezit van het museum en was ook te zien op de expo ‘Verborgen Parels’ van het afgelopen voorjaar. Où sont les neiges d’antan?
Rogier Chorus